In mei en juni 2020 is Übergangsweise ter gast in Kunstfenster, de culturele etalage van Goethe-Institut Niederlande. Openbaar toegankelijk (24/7) aan de Westersingel 9 ter Rotterdam.
Benita Mylius stelt twee werken tentoon.
‘In mijn houtsneden staat de mens centraal. De mens als hoofdrolspeler op onze planeet. Hij die alles probeert te beheersen, die opbouwt en ook vernietigt. Er is weinig dat krachtiger is dan hij. Maar de natuurkrachten waaraan hij wordt blootgesteld, maken er zeker deel van uit: de mens gebruikt de natuur, die hem als het ware helpt in zijn werk, maar de natuur neemt langzamerhand terug wat de mens haar heeft ontnomen.’ (B. Mylius)
Sinds maart 2020 publiceert Stichting AppendiX Grafiek (i.s.m. Goethe-Institut Rotterdam) haar reeks Übergangsweise online.
Tweede editie: Benita Mylius
Diederik Gerlach over Mylius werk:
Bij het aanschouwen (of is het ondergaan?) van de schilderijen en houtsnede van Benita Mylius komen bij mij twee fraaie Duitse woorden naar boven: ‘Ungestüm’(onstuimig) en ‘Gestrüpp’(struikgewas). Onstuimig schilderen is bijna in tegenspraak met de discipline zelf, die aandacht, ambachtelijk meesterschap en een doordachte balans tussen vorm en inhoud vereist. Toch heeft het Duitse Expressionisme, en waarom zou je Mylius hier niet mee associëren, ons geleerd dat het wilde schilderen wel degelijk prachtige en diepgravende resultaten kan opleveren. Een van die schilders, Baselitz, beriep zich ook weer op een verre voorloper als Hans Baldung Grien. En zo staat ook Mylius in de lange traditie van deDuitse kunst die niet wil behagen, maar de grenzen wil verkennen. De grens tussen denken en doen, tussen zien en ervaren.Naar eigen zeggen wil Mylius uitgedaagd worden, over drempels heenstappen. Wat zit er onder de beschaafde buitenkant, hoe kom ik bij de kern? De serie houtdrukken die zij nu toont geeft de vraag bijna letterlijk weer, want ze zijn geïnspireerd op de sloopgeschiedenis van een gebouw. Enige jaren geleden raakte de kunstenares gefascineerd door de afbraak van het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag. Een keurige school, met een reliëf van Maurits Escher, dat in de nieuwbouw werd teruggeplaatst. Benita’s schilderijen, haar wilde ensembles van gewaagde verfstreken, de struikgewassen van kleur met hun doorkijkjes naar geheime werelden of de oneindigheid van de hemel, maakten voor dit onderwerp plaats voor de sobere, meer bedwongen techniek van de houtdruk. Een techniek die haar zeer goed ligt; met grote voortvarendheid en ritme gutst ze indringende voorstellingen uit de zwart gesausde houtplaten. De verftakken uit haar schilderijen worden stalen pennen die uit de brokken beton steken als vingerwijzingen naar de vergankelijkheid der dingen, en tegelijkertijd het grove geweld van de grijpmachines aanklagen. Maar Mylius zelf heeft niets willen aanklagen: zij toont slechts wat onder de beschaving, onder het bouwwerk schuilgaat: de rauwe natuur. De organische natuur, maar ook de natuurlijke gang van het menselijk handelen, waarin vernietiging en dood steeds weer uitmonden in opbouw en hoop, als in een kringloopvoorstelling van Escher. “Ik keek voor de laatste maal naar het huis. Alle ruiten waren uit de sponningen gebarsten. Ik zag armzalig dood riet in bossen naar beneden hangen uit de gebroken plafonds die de hemel hadden voorgesteld. Ik keek het huis diep in de doodzieke keel. Het was of het ook aldoor komedie had gespeeld en zich nu pas liet zien zoals het in werkelijkheid altijd was geweest: een hol, tochtig brok steen, inwendig vol afbraak en vuiligheid.”
Sinds zomer 2017 organiseert Goethe-Institut Rotterdam in samenwerking met Stichting AppendiX Grafiek een reeks tentoonstellingen op de gang van zijn gebouw. Helaas is het instituut i.v.m. de SARS-CoV-2 pandemie voorlopig voor het publiek gesloten.
Daarom hebben we in gezamelijk overleg besloten Übergangsweise vanaf heden als digitale tentoonstelling te publiceren.
Eerste editie: Marcel Wesdorp – Untitled world File
Landa van Vliet over Wesdorps werk:
Beste Marcel,
Waar moet je zoeken als je de grond der dingen wilt kennen? In de natuur, op straat, in een boek? De werkelijkheid kan verwarrend zijn voor een zoektocht naar oorsprong. Aloude methoden zijn; ballast overboord, leven in eenvoud, retraite. Maar je kan ook een wereld buiten de wereld om scheppen, waarin niet meer te elimineren valt, een wereld van essenties. Dit voorrecht van de kunstenaar, een wereld maken, heeft MW zich toegeëigend.
Marcel is jarenlang thuisgebleven om landschappen en kaarten te maken om daarin op zoektocht te gaan, of beter gezegd: zijn zoektochten leveren kaarten en bestemmingen op. De computer en de druktechniek zijn de werktuigen, het gereedschap waarmee hij gebieden boetseert en poneert.
MW vindt zijn persoonlijke bewegingsvrijheid in de schepping van een wereld zonder spullen en zonder regeringen, zonder huizen, verkeer, vegetatie, en – de meest verlossende afwezigheid – zonder mensen. Hij dwaalt door een zelf gecreëerde wereld, oh paradox! Hij legt onherbergzame gebieden aan om zich er vervolgens in thuis te voelen en ons overheen te laten vliegen.
Vaak vallen de woorden leegte en landschap in de beschouwingen van filosofen. Hoe is dat te rijmen? Lege landschappen – woestijnen denken we dan al gauw – barsten van het leven, beweging en kleur; het zijn staalkaarten van geologische fenomenen; we zien een gepolijste geologische tijd.
Een landschap, een gebied met een horizon, een weidsheid met voor-, midden- en achtergrond, kan ik alleen leegte noemen als ik denk aan het ontbreken van huisjes, boompjes en beestjes. Afwezigheid is echter geen leegte. Ik zie reliëfs van duizenden scheuren, dalen, hellingen, formaties en toppen. Ik zie grond, geplooide lagen – niet zozeer landschap maar gewoonweg land – in alle hoogtes, verten en diepten denkbaar.
Marcel, mag ik deze landschappen reliëfs noemen? Het combineert twee betekenissen: het reliëf van de aarde en de beeldhouwkundige tekening. Ik sta tegenover digitale reliëfs en laat me leiden door de associaties met tektoniek, lava, het begin of het einde van de aardbol. Maar de stilte die in de reliëfs huist en de traagheid die in de films besloten ligt, brengen me ook naar gebieden waar ik alleen met mijn verbeelding kom: gevoel, ziel, gemoed. Ik geef me niet over aan een leegte, maar aan de volte.
Bijvoorbeeld de volte van het gevoel de richting kwijt te raken of het idee losgeweekt te worden in mijn zijn; of een plots diep verlangen naar het eeuwig avontuurlijke. De rede, het verstand bieden geen uitkomst. Ik maak in die tijdsspanne die ik met het kunstwerk doorbreng, tijd om betekenis te geven en keuzes te maken, te laten gaan, en me over te geven. Het lijkt net of ik op een schommel zit en iemand mij steeds harder en hoger duwt en dat enge, lekkere gevoel naar boven borrelt. En dat alles gebeurt terwijl ik naar een monochroom oppervlak van een print aan een witte muur kijk. Wonderlijk!
Het verschil tussen beeld en werkelijkheid, het verlangen een werkelijkheid te scheppen met de middelen van de kunst brengt mij naar de mythe van Pygmalion; de beeldhouwer die zijn vrouwensculptuur tot leven kust. Laat mij in de lijst stappen en me overgeven aan het dolen en dwalen.
Op het eerste gezicht lijken het verrukkelijke reisbestemmingen, op minutieus uitgetekende landschappen en stafkaarten, waar je nooit kan verdwalen. Ideaal voor iemand zonder richtingsgevoel, zoals ik. De verzonnen horizon vormt houvast, biedt perspectief, ook al wordt de kim onderbroken en zien we even een stukje niets, om los te komen van de dwingende structuren. Vervolgens zien we berekende verdichtingen in verschillend perspectief. Die rij duintjes bijvoorbeeld loopt naar het oosten, wordt onverwachts afgebogen naar het noorden. Er wordt gespeeld in de ruimte en met de eigenschappen ruimte. Juist de secure kijker, de reiziger in spé, wordt vaak op het verkeerde been gezet. Keer op keer wordt het perspectief verlegd en iedere keer weer is het een verrassing. In alle windrichtingen bevinden zich fractale dieptes.
Dan valt op dat er geen tijd is, niet zozeer de leegte domineert, zoals beweerd, maar de tijdeloosheid. Wordt het dag of nacht, verdwijnt het licht, of komt het op? Een reis in dit landschap is een vorm van stilstand. Een landschap van overwegingen. Ik stel me voor dat dit een anatomische les van denken is: ik krijg een blik in een binnenste. Een landschap als een buitenste binnenste, binnenste buiten.